Bindende werking van private normen en regels in het privaatrechtelijk bouwrecht

Een analyse naar aanleiding van arresten over de Meetinstructie voor makelaars, met een doorkijk naar de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

1 druk | ISBN 978-94-6315-091-0 | NUR 822-823 | 2023 | 222 pagina's

Samenvatting

Private organisaties – beroepsgroepen, brancheorganisaties, normalisatie-instituten, beheerders van certificatieschema’s – in de bouwsector stellen regelmatig regels op die verplichtingen inhouden voor hun leden of kringgenoten. De wetgever kan verwijzen naar deze private regels, waardoor zij bindend kunnen worden. Ook kunnen contractpartijen zichzelf in een overeenkomst uitdrukkelijk binden aan door anderen opgestelde private regels. Ook als private regels niet bindend zijn op grond van de wet of grond van wat uitdrukkelijk is vastgelegd in (algemene voorwaarden als onderdeel van) een overeenkomst kunnen zij echter van betekenis zijn in de (rechts)praktijk. De private regels waar het om gaat zijn onder meer technische normen en regels, in het bijzonder de ‘NEN-normen’ of brancherichtlijnen, en regels over behoorlijk gedrag en integriteit, neergelegd in gedragscodes of protocollen.

Rechters en arbiters worden regelmatig geconfronteerd met de vraag of er rechtsgevolgen aan een private regel – technische norm, gedragscode, etc. – zijn verbonden en of zij in meer of mindere mate bindende werking hebben in een privaatrechtelijke rechtsverhouding, hoewel de private regel zelf niet in de wet of een overeenkomst van toepassing is verklaard. Die vraag kan zich voordoen in een contractuele verhouding, maar ook daarbuiten. Is er toerekenbaar tekortgekomen door een opdrachtnemer? Is tijdens de bouw onrechtmatig jegens een derde gehandeld? In hoeverre weegt bij het antwoord mee of betrokkene een private norm of regel heeft nageleefd?
Kort gezegd gaat dit boek over de vraag wanneer de (burgerlijke) rechter of arbiter in geschillen die gaan over de bouw bindende werking van private regels aanneemt in privaatrechtelijke verhoudingen en op welke gronden. In hoeverre is daarover duidelijkheid? Wat kan de arbiter of rechter in de toekomst helpen bij het verschaffen van duidelijkheid hierover?

Richard Neerhof is hoogleraar bestuursrecht, in het bijzonder normalisatie, certificering en accreditatie, bij de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij verricht onderzoek in het programma ‘Public Contracts: Law & Governance’.

Inhoudsopgave

prof. dr. A.R. (Richard) Neerhof

Hoogleraar bestuursrecht VU Amsterdam

Gerelateerde cursussen en bijeenkomsten

Zal niet getoond worden.