Blog

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) en de waarschuwingsplicht van de aannemer

Door : mr. S. (Sandro) Triches - 21 april 2022

Op grond van art. 7:754 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de aannemer een waarschuwingsplicht. Die plicht houdt in dat hij de opdrachtgever moet waarschuwen voor, kort gezegd, bepaalde fouten die binnen de verantwoordelijkheid van de aannemer liggen. Te denken valt aan tekeningen, documenten, zaken, enzovoorts afkomstig van de aannemer. Met de Wkb wordt een (tweede) lid aan dit artikel toegevoegd. Het huidige art. 7:754 BW wordt daarom art. 7:754 lid 1 BW. Art. 7:754 BW (nieuw) luidt:

‘1. De aannemer is bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften.
2. Bij aanneming van een bouwwerk geschiedt een waarschuwing als bedoeld in lid 1 schriftelijk en ondubbelzinnig en wijst de aannemer de opdrachtgever tijdig op de mogelijke gevolgen voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

Uit lid 1 volgt dat de aannemer de opdrachtgever moet waarschuwen voor (kort gezegd) fouten, gebreken en/of onjuistheden in a) de opdracht, b) van zaken afkomstig van de opdrachtgever, c) van de grond waarop de opdrachtgever het werk laat uitvoeren en d) in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, enzovoorts. De aannemer moet waarschuwen, voor zover het gaat om fouten die hij ‘kende of redelijkerwijs behoorde te kennen’.

Art. 7:754 lid 1 BW (oud en nieuw)

Veel factoren zijn van belang om te beoordelen of de aannemer een bepaalde fout kende of redelijkerwijs behoorde te kennen: bijvoorbeeld de aard en evidentie van de fout en de mate van deskundigheid die bij de aannemer aanwezig mocht worden geacht. Dit ziet op de deskundigheid van het specifieke gebrek dat speelt. Relevant is dat voldoende deskundigheid aan de zijde van de opdrachtgever om de fout te kunnen onderkennen, de aannemer niet van zijn waarschuwingsplicht ontslaat.

Voor de waarschuwing gelden meerdere eisen. Wat betreft art. 7:754 BW (oud) (dit is dus art. 7:754 lid 1 BW (nieuw)) volgen die uit jurisprudentie. Zo volgt uit die jurisprudentie dat de waarschuwing duidelijk, uitdrukkelijk en gemotiveerd moet zijn. Of de waarschuwing dat is, hangt onder andere af van de deskundigheid van de persoon aan wie de waarschuwing is gericht. In ieder geval moet de waarschuwing voldoende informatie bevatten over de mogelijke gevolgen van de geconstateerde fout, indien niet wordt ingegrepen.

Art. 7:754 lid 2 (nieuw)

De wetgever beoogt met de toevoeging van het tweede lid aan art. 7:754 BW een aanscherping van de waarschuwingsplicht in lid 1. De bedoeling is om de mogelijke discussie over aansprakelijkheid bij gebreken te beperken. Er is echter een discussie gaande in de literatuur of dit inderdaad het geval is (zie ook de artikelen hieronder genoemd).

Het nieuwe lid 2 van art. 7:754 BW stelt drie extra eisen aan de waarschuwing. Dan is ten eerste schriftelijkheid: er moet op papier of per e-mail worden gewaarschuwd (denkbaar is dat dit ook mag via andere digitale applicaties). Ten tweede moet de waarschuwing ondubbelzinnig zijn. Deze eis lijkt een tekstuele verankering van de hiervoor besproken eis dat de waarschuwing duidelijk moet zijn. Ten derde is er een extra eis die ziet op de inhoud: de aannemer moet wijzen op de mogelijke gevolgen voor de deugdelijk nakoming van de overeenkomst. De wetsgeschiedenis verduidelijkt niet wat dit precies omvat, maar in de literatuur wordt onder andere gedacht aan het wijzen op eventuele meerkosten door een geconstateerde fout in het ontwerp.

Art. 7:754 lid 2 BW (nieuw) is van dwingend recht voor consument-opdrachtgevers. Lid 1 is slechts van regelend recht voor consument-opdrachtgevers en dat is de daarin neergelegde maatstaf voor de waarschuwingsplicht daarmee ook. Daarom kunnen aannemers met consument-opdrachtgevers wel een ruimere waarschuwingsmaatstaf afspreken, maar moeten zij zich desondanks houden aan art. 7:754 lid 2 BW, waarin de drie (hiervoor besproken) eisen zijn neergelegd. Bij professionele opdrachtgevers geldt dat zowel lid 1, als lid 2 van regelend recht zijn.

Ten slotte is belangrijk te weten of welke aannemingsovereenkomsten art. 7:754 lid 2 BW (nieuw) van toepassing is. Er is voor de BW-wijziging echter geen bijzonder overgangsrecht opgenomen. Art. 7:754 lid 2 BW (nieuw) is dus ook van toepassing op aannemingsovereenkomsten die zijn gesloten vóór inwerkingtreding van de Wkb. Zij is daarom van toepassing op álle situaties na inwerkingtreding van de Wkb waarin wordt gewaarschuwd/had moeten worden gewaarschuwd.

Meer informatie

Voor wie meer wil weten over dit onderwerp, zijn in IBR Tracker onder andere de volgende publicaties te vinden (dit is een chronologische selectie uit de periode januari 2016 t/m maart 2022; voor overige publicaties over de Wkb, zij verwezen naar IBR Tracker en daarin opgenomen publicatieoverzichten)