Blog

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) en de aansprakelijkheid van de aannemer

Door : mr. S. (Sandro) Triches - 26 april 2022

Als gevolg van de Wkb wordt een nieuw vierde lid toegevoegd aan art. 7:758 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het gaat hier om een wijziging in de aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering voor verborgen gebreken.

Het huidige art. 7:758 BW luidt:
‘1. Indien de aannemer te kennen heeft gegeven dat het werk klaar is om te worden opgeleverd en de opdrachtgever het werk niet binnen een redelijke termijn keurt en al dan niet onder voorbehoud aanvaardt dan wel onder aanwijzing van de gebreken weigert, wordt de opdrachtgever geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd.
2. Na oplevering is het werk voor risico van de opdrachtgever. Derhalve blijft hij de prijs verschuldigd, ongeacht tenietgaan of achteruitgang van het werk door een oorzaak die niet aan de aannemer kan worden toegerekend.
3. De aannemer is ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.’

Uitgangspunt van dit artikel, specifiek lid 3 is dat de aannemer van aansprakelijkheid is ontslagen voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering had moeten ontdekken.

Met de Wkb wordt een extra lid (4) toegevoegd aan art. 7:758 BW:
‘4. In afwijking van het derde lid, is bij aanneming van bouwwerken de aannemer aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering van het werk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In andere gevallen kan van dit lid alleen ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, indien dit uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen.’

De kern van de toevoeging is dat de aannemer bij aanneming van bouwwerken aansprakelijk is voor gebreken die bij de oplevering van het bouwwerk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Daarmee verandert het uitgangspunt dat het huidige art. 7:758 BW kenmerkt: onder het huidige artikel is er ontslag van aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever bij oplevering had moeten ontdekken. Onder het nieuwe artikel blijft de aannemer aansprakelijk voor gebreken die bij oplevering niet zijn ontdekt.

Ook verandert de invulling van het begrip ‘verborgen gebrek’. In lid 3 gaat het over ‘gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken’. Of de opdrachtgever redelijkerwijs een gebrek had moeten ontdekken, is onder andere afhankelijk van zijn deskundigheid. In het nieuwe lid 4 wordt echter gesproken van ‘gebreken die bij de oplevering van het werk niet zijn ontdekt’. De vraag of een gebrek bij oplevering zichtbaar is of niet, is daarmee niet meer afhankelijk van de deskundigheid aan de zijde van de opdrachtgever. Met het nieuwe lid 4 is slechts belangrijk of een gebrek is ontdekt of niet. Is het niet ontdekt, dan is het een gebrek waarvoor de aannemer op grond van art. 7:758 lid 4 BW (nieuw) aansprakelijk is, mits (uiteraard) dit gebrek aan hem is toe te rekenen.

Ook de bewijslastverdeling verandert door het nieuwe lid 4. Kijkend naar de wettekst, moet de opdrachtgever aannemelijk maken dat sprake is van schade, als gevolg van een gebrek dat bij oplevering niet ontdekt is. Indien de opdrachtgever slaagt dit te bewijzen, is het vervolgens aan de aannemer om zich te verweren 1) dat het gebrek wel ontdekt is en/of 2) met het ontbreken van toerekenbaarheid. Het proces-verbaal van oplevering is daartoe een belangrijk bewijsmiddel, al staat in de wetsgeschiedenis dat ook andere bewijsmiddelen mogelijk zijn (zonder dat duidelijk wordt welke dit zijn).

Het nieuwe art. 7:758 lid 4 BW is van dwingend recht voor consument-opdrachtgevers: er mag niet ten nadele van hen van de bepaling worden afgeweken. Voor professionele opdrachtgevers geldt dat wel ten nadele van hen mag worden afgeweken, maar alleen indien dit uitdrukkelijk gebeurt in de overeenkomst. Ten slotte is art. 7:758 lid 4 BW niet van toepassing op overeenkomsten gesloten voor 1 januari 2023 (de inwerkingtreding van de Wkb).

Voor wie meer wil weten over dit onderwerp, zijn in IBR Tracker onder andere de volgende publicaties te vinden (dit is een chronologische selectie uit de periode januari 2016 t/m maart 2022; voor overige publicaties, zij verwezen naar IBR Tracker en daarin opgenomen publicatieoverzichten):