Visie op en richtlijnen van het onderwijs

Het Instituut voor Bouwrecht heeft in de statuten het volgende doel geformuleerd:
‘Het op onafhankelijke wijze bevorderen van de wetenschappelijke en praktische beoefening van het bouwrecht, alsmede van de studie van juridische en maatschappelijke vraagstukken en verschijnselen in het algemeen, voorzover die betrekking hebben op of van betekenis kunnen zijn voor de kennis en verdieping van het bouwrecht.’

Dit doel wordt nagestreefd door het verrichten van onderzoek, het uitgeven van publicaties waaronder het Tijdschrift voor Bouwrecht, het organiseren van onderwijs- en studiedagen (waaronder ook onderwijs aan universiteiten) en het voeren van het secretariaat van de Vereniging voor Bouwrecht en de Vereniging voor Bouwrecht-Advocaten. Daarnaast is het Instituut voor Bouwrecht internationaal actief o.a. middels de Europese Vereniging voor Bouwrecht, waarvan de directeur secretaris is.
Kennisverspreiding en kenniscumulatie zijn bij de genoemde activiteiten de trefwoorden.

Het aanbod van het onderwijs is enerzijds vraag-gestuurd: door de behoefte, die wordt waargenomen in de verschillende doelgroepen van het onderwijs, met de nadruk op de advocaten en de academisch geschoolde bedrijfs-/beleidsjuristen, en anderzijds aanbod gestuurd: door de ontwikkelingen die worden waargenomen in recht- en regelgeving en wetenschap.
Het aanbod wordt ontwikkeld in samenspraak met de Onderwijsprogrammaraad en het Comité van Aanbeveling. Met het oog op de belangrijkste doelgroep van het Instituut – de bouwrechtelijk actieve advocaat en de academisch geschoolde bouwrechtjurist – zijn in deze beide gremia personen opgenomen, die werkzaam in de advocatuur en als academisch geschoolde bedrijfs/beleidsjurist.

Het aanbod van het onderwijs wordt concreet getoetst door:
• de Onderwijsprogrammaraad en het Comité van Aanbeveling van het Instituut voor Bouwrecht.
• Voorts wordt ter gelegenheid van iedere bijeenkomst aan de deelnemers gevraagd of er suggesties zijn betreffende het aanbod.
• De medewerkers van het Instituut voor Bouwrecht, die door hun onderzoek actief betrokken zijn in de wetenschap.

Het vraag-gestuurde aanbod dient er voor te zorgen dat het Instituut voor Bouwrecht adequaat reageert op de behoefte levend in de kring van de eerder genoemde doelgroepen van het onderwijs.

Dank zij het feit dat het Instituut voor Bouwrecht ook wetenschappelijk bezig is, is het mogelijk een actievere rol te spelen in het aanbod van onderwijs. Nieuwe ontwikkelingen in wet- en regelgeving worden nauwlettend gevolgd door het Instituut voor Bouwrecht en soms draagt het Instituut voor Bouwrecht zelf bij aan die ontwikkeling. Een voorbeeld daarvan wordt gevormd door de voor het bouwrecht zo van belang zijnde verschillende algemene voorwaarden. Daarnaast wordt de rechtspraak van de overheidsrechter en de Raad van Arbitrage voor de Bouw (waar de bulk van de contractuele bouwgeschillen behandeld wordt) wekelijks bestudeerd door medewerkers van het Instituut en verwerkt ten behoeve van onderzoek dan wel publicaties. Deze ontwikkelingen vormen een bron van inspiratie ook voor het onderwijsprogramma.

Het karakter van het onderwijs
Het Instituut voor Bouwrecht ziet het onderwijs als een mes dat aan twee kanten snijdt. Onderwijs dient om kennis over te dragen van een docent naar de deelnemers, maar net zo belangrijk is dat kennis wordt overgedragen van de deelnemers naar elkaar en naar de docent. Onderwijsbijeenkomsten van het Instituut voor Bouwrecht kenmerken zich door interactiviteit tussen alle betrokkenen. Na afloop van een bijeenkomst zijn de deelnemers geestelijk verrijkt maar ook de docent.

Inhoudelijk
Het onderwijs beoogt de deelnemers te sterken in de van hen, gegeven hun dagelijkse werkzaamheden, verwachte kritische houding en bij te dragen aan de eveneens voor de praktijk van belang zijnde behoefte aan reflectie, waaraan de dagelijkse werkzaamheden wel eens in de weg kunnen staan. Uit de aard der zaak speelt vorming van kennis op zich ook een grote rol. Maar het doel van het onderwijs verzorgd door het Instituut voor Bouwrecht is uitdrukkelijk dus op meer gericht dan alleen kennisoverdracht.

Strategie
De strategie van het Instituut voor Bouwrecht betreffende het onderwijs is dat onderwijs bijdraagt aan het op een zo hoog mogelijk plan tillen van de beoefening van het bouwrecht in de praktijk, waarmee beoogd wordt de justitiabelen te voorzien van een zo degelijk mogelijke praktijk van het bouwrecht. Daarnaast beoogt het Instituut voor Bouwrecht met het onderwijsprogramma de wetenschappelijke onderzoeksfunctie van het Instituut voor Bouwrecht te versterken.

De inhoudelijke kant van de organisatie
Met de inhoudelijke kant van de organisatie van het onderwijs wordt gedoeld op de vraag naar de onderwerpen en het niveau van de te verzorgen cursussen. Dit is een taak rustend op met name de directeur van het Instituut voor Bouwrecht, die dat evenwel doet in nauw overleg met de wetenschappelijke medewerkers. Deze wetenschappelijke medewerkers zijn zeer goed ingevoerd in de wetenschap en in de wet- en regelgeving van privaatrechtelijk en publiekrechtelijk bouwrecht, omdat zij zelf onderzoek doen dan wel omdat zij verantwoordelijk zijn voor de publicaties van het Instituut voor Bouwrecht. Dankzij deze activiteiten bestaat er een goed overzicht van het gehele speelveld en bestaat er bovendien een nauw contact met de spelers op dit veld, die voortdurend de medewerkers voorzien van suggesties en attenderen op ontwikkelingen.

Het speelveld bestaat grofweg uit twee grote delen: het privaatrechtelijk bouwrecht en het publiekrechtelijk bouwrecht. De wetenschappelijke medewerkers zijn gelijkelijk over deze gebieden verdeeld.
Met de medewerkers worden cursussen, liggend op het specifieke gebied van die medewerkers, geëvalueerd en worden nieuwe onderwerpen bedacht. Dit bedenken van nieuwe onderwerpen gebeurt twee keer per jaar in het bijzonder met het oog op de voorbereiding van het nieuwe programma (het Instituut voor Bouwrecht werkt met semesters) in uitgebreide sessies. Daarnaast vindt voortdurend tijdens een semester overleg plaats om te bezien of onderwerpen zich lenen voor een (klassikale of online) cursus dan wel of een bepaalde bijeenkomst al dan niet onder de maat was.
De directeur is eindverantwoordelijk voor het onderwijsprogramma, maar samen met de onderwijs coördinator belast met een aantal concrete taken betreffende de uitvoering:

• Het benaderen van nieuwe docenten (zij het dat dit gebeurt in overleg met de wetenschappelijke medewerkers van het Instituut voor Bouwrecht voor zover dat haar expertisegebied – het privaatrechtelijk bouwrecht – te buiten gaat)
• Het inhoudelijk overleg over (klassikale en online) cursussen met docenten betreffende de inhoud van de cursus en welk materiaal gebruikt dient te worden en de vorm van de cursus
• Het beoordelen van docenten alvorens zij worden gevraagd een cursus te verzorgen
• Het evalueren van de bijeenkomsten voor zover het de inhoudelijke kant van de bijeenkomsten betreft
• Naar aanleiding van de evaluaties contact opnemen met de docenten of anderszins er op toezien dat een gevolg wordt gegeven aan opmerkingen op de evaluatieformulieren
• Overleg met de onderwijscoördinator over de concrete uitvoering van het programma