In deze aflevering van de IBR podcast behandelen Fleur Onrust (SIX advocaten) en Daan Korsse (SoppeGundelach advocaten) de meest opvallende actualiteiten en uitspraken op het gebied van stikstof, het natuurbeschermingsrecht, ruimtelijke ordening en handhaving.
Op zoek naar meer kennis over de Omgevingswet? Klik hier voor het actuele cursusaanbod over de Omgevingswet bij het Instituut voor Bouwrecht.
ABRvS 27 maart 2024, ECLI:N:RVS:2024:1174 (Bestemmingsplan, overgangsrecht Omgevingswet, vervolgbesluiten na vernietiging)
De Afdeling zet in een uitspraak uiteengezet welk recht van toepassing is op vervolgbesluiten die na 1 januari 2024 worden genomen na vernietiging van een ruimtelijk plan. De Afdeling bestuursrechtspraak gaat in de uitspraak van vandaag (27 maart 2024) in op enkele veelvoorkomende scenario’s. Een van de belangrijkste conclusies is dat nadat de Afdeling bestuursrechtspraak een bestemmingsplan heeft vernietigd, op een nieuw besluit sinds 1 januari 2024 in veel gevallen de Omgevingswet van toepassing zal zijn.
ABRvS 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1529 (Bestemmingsplanprocedure; vernietiging na inwerkingtreding Omgevingswet; opvolgende besluitvorming; bestemmingsplan op aanvraag)
In deze uitspraak vult de Afdeling het schema aan dat zij heeft opgesteld voor het recht dat van toepassing is op de besluitvorming na de vernietiging van een bestemmingsplan. Deze aanvulling heeft betrekking op de situatie waarin een aanvraag om het vaststellen van een omgevingsplan aan de orde is in plaats van een bestemmingsplan dat ambtshalve is vastgesteld. In de uitspraak wordt kort gezegd bepaald dat als de aanvraag is toegewezen en dus een plan in procedure is gebracht, het schema uit de uitspraak van 27 maart van toepassing is. Is de aanvraag echter geweigerd, dan blijft de Wro van toepassing op het nieuw te nemen besluit op de aanvraag. Dat besluit kan inhouden dat alsnog een bestemmingsplan in procedure wordt gebracht, maar de aanvraag kan ook opnieuw worden geweigerd. De Afdeling ontleent dit oordeel uit het overgangsrecht dat voor besluiten op aanvraag is opgenomen in art. 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet. Een schematische weergave van het oordeel is terug te vinden via: www.raadvanstate.nl/actueel/nieuws/april/overgangsrecht-omgevingswet-aanvraag/.
ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1268 (Planregel met een open norm. Verwijziging naar beleidsregel. Mogelijkheid om inhoud beleidsregel te laten toetsen in procedure over het bestemmingsplan)
De Afdeling oordeelt dat bij de toetsing van een bestemmingsplan waarin een open norm met een dynamische verwijzing naar een beleidsregel is opgenomen, de inhoud van de beleidsregels waar in de planregels naar wordt verwezen, volledig aan de orde kunnen komen.
ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1279 (Bestemmingsplan. Stikstofregeling. Bevriezing feitelijk bestaande, planologisch legale situatie)
In het bestemmingsplan is een stikstofregeling opgenomen die kort gezegd bepaalt dat, in de situatie dat een veehouderij geen onherroepelijke natuurvergunning heeft, de stikstofdepositie binnen een Natura 2000-gebied als gevolg van die veehouderij niet mag toenemen ten opzichte van de stikstofdepositie door het in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige planologisch toegestane gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot die veehouderij. Het feitelijk aanwezige gebruik wordt dus bevroren. Appellanten voeren aan dat de omvang van hun feitelijke gebruik in het jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan niet representatief is voor hun bedrijfsvoering en dat de stikstofregeling het bedrijf dus belemmert in haar uitbreidingsmogelijkheden. De Afdeling gaat hier niet in mee en oordeelt dat de stikstofregeling gerechtvaardigd is.
Vz. Rechtbank Noord-Holland, 5 maart 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3117 (Omgevingsplanactiviteit, burgerparticipatie, Omgevingswet 5.1 lid 1 onder a, 5.1 lid 2 aanhef en onder a Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) 8.0a lid 2 Omgevingswet.)
Verzoeken om voorlopige voorziening tegen een omgevingsvergunning voor een tijdelijke crisisnoodopvang. Burgerparticipatie zoals dat in de Omgevingswet is vormgegeven kan het draagvlak bij de burger zeker vergroten, maar is geen resultaatsverplichting op een voor alle partijen aanvaardbare beslissing. Anders dan verzoekers kennelijk veronderstellen – wordt met burgerparticipatie niet beoogd om consensus of unanieme steun te bewerkstelligen voor besluiten in dat verband. Het doel van burgerparticipatie is om burgers in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de besluitvorming en om hen daarin een stem te geven. Burgerparticipatie is geen resultaatsverplichting op een voor alle partijen aanvaardbare beslissing.
ABRvS 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1375 (Verzoek om handhaving, ontbreken Wnb vergunning?, intern salderen, referentiesituatie, milieuvergunning)
De Afdeling is met het college van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voor de vraag of de BECC vergunningplichtig is en het college bevoegd is handhavend op te treden, bezien moet worden of de emissies die zijn toegestaan op basis van de (deel)revisievergunning uit 2003 en 2015 hoger zijn dan de emissies die zijn toegestaan op basis van de milieuvergunning uit 1998. Het college moest naar aanleiding van het handhavingsverzoek beoordelen of voor de exploitatie van de BECC zoals die feitelijk plaatsvindt een natuurvergunning nodig is. Daarvoor moest het college in dit geval beoordelen of de feitelijk gerealiseerde emissies lager of hoger zijn dan de emissies die zijn toegestaan in de referentiesituatie. Als de feitelijke emissies lager zijn, dan is geen natuurvergunning nodig. Als de feitelijke emissies hoger zijn dan toegestaan in de referentiesituatie, dan moeten de gevolgen van die toename worden onderzocht.
Het voorgaande wordt niet anders als na 1998 door wijzigingen in de bedrijfsvoering of technische aanpassingen aan de installatie, sprake zou zijn van een gewijzigd project, zoals Leefmilieu en MOB aanvoeren. Zij doelen daarbij onder meer op de meestook van ander afval en aanpassingen aan de installatie voor de aanleg van het stoomnet. De wijziging van een project is echter niet als zodanig vergunningplichtig, maar alleen als de wijziging significante gevolgen kan hebben. Of dat zo is moet het college beoordelen zoals hiervoor weergegeven, waarbij het college dus moet bezien of de BECC gelet op de wijze waarop de exploitatie feitelijk plaatsvindt – dus inclusief de feitelijk doorgevoerde wijzigingen die Leefmilieu en MOB bedoelen – leidt tot feitelijk hogere emissies dan die zijn toegestaan in de referentiesituatie.
De referentiesituatie wordt ontleend aan de geldende natuurvergunning of, bij het ontbreken daarvan, aan de milieutoestemming die gold op de referentiedatum (dat is het moment waarop artikel 6 van de Habitatrichtlijn van toepassing werd voor het betrokken Natura 2000-gebied), tenzij nadien een milieutoestemming is verleend voor een activiteit met minder gevolgen. Dan wordt de referentiesituatie ontleend aan laatstbedoelde milieutoestemming. Een referentiesituatie kan niet worden ontleend aan een natuurvergunning of milieutoestemming die is vervallen of geëxpireerd.
ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1277 (Postbezorging, start beroepstermijn)
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, moet het bestuursorgaan bij niet aangetekende verzending van een besluit, zoals ook hier aan de orde, aannemelijk maken dat dit is verzonden. Het bestuursorgaan kan daarbij in eerste instantie volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daarvoor is in elk geval vereist dat het betreffende stuk is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Als het bestuursorgaan de verzending aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde om dit te ontzenuwen. Het college heeft in zijn verweerschrift in beroep vermeld dat in het zaaksysteem van de gemeente eerst de verzenddatum van het poststuk wordt geregistreerd. Vervolgens wordt het poststuk aangeboden bij de bode die dagelijks de post aan Intrapost aanbiedt. Intrapost verwerkt de post en zorgt voor verzending. De gemeente heeft met Intrapost afgesproken dat Intrapost binnen 24 uur na ontvangst de post aan PostNL aanbiedt. Intrapost maakt op twee momenten een scan van het poststuk, namelijk op het moment dat het wordt verwerkt en op het moment dat het wordt aangeboden aan PostNL. Het college heeft in beroep bij de rechtbank een scan van Intrapost van het poststuk met daarin het besluit op bezwaar overgelegd. Daarop staat vermeld: “Afgerond […] 06-06-2019”. Het college heeft geen scan van de terpostbezorging door Intrapost bij PostNL overgelegd. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het college er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat het besluit op bezwaar op 6 juni 2019 is verzonden.