In deze aflevering van de IBR podcast behandelen Fleur Onrust (SIX advocaten) en Daan Korsse (SoppeGundelach advocaten) de meest opvallende actualiteiten en uitspraken op het gebied van stikstof, het natuurbeschermingsrecht, ruimtelijke ordening en handhaving.
Op zoek naar meer kennis over de Omgevingswet? Klik hier voor het actuele cursusaanbod over de Omgevingswet bij het Instituut voor Bouwrecht.
ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4062 (Bestemming; doeleindenomschrijving; parkeervoorzieningen)
In deze uitspraak ligt de vraag voor of parkeerplaatsen mogen worden aangelegd binnen de bestemming ‘Tuin’. De doeleindenomschrijving noemt die mogelijkheid niet. Dat is volgens de Afdeling echter niet doorslaggevend. Van belang is of uit de planregels en de plansystematiek volgt dat een parkeervoorziening op gronden met de bestemming ‘Tuin’ is toegestaan. De Afdeling oordeelt dat dit het geval is. Daarbij is van belang dat geen algemeen gebruiksverbod voor parkeren is opgenomen in de planregels, dat de bestemming ‘Tuin’ grenst aan de bestemming ‘Wonen’, dat de plantoelichting bevestigt dat is bedoeld parkeervoorzieningen binnen de bestemming toe te staan en een plansystematiek is gevolgd die binnen de gemeente gebruikelijk is.
ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4251 (Maatwerkbestemming; milieucategorie; Staat van Bedrijven)
Hoewel de pluimveeslachterij die in de zaak aan de orde is moet worden gecategoriseerd als een 3.2-bedrijf en de bestemming ‘Bedrijventerrein’ gepaard gaat met de functieaanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’, oordeelt de Afdeling dat de pluimveeslachterij op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. De reden daarvoor is dat tevens sprake is an een maatwerkbestemming, op grond waarvan een pluimveeslachterij is toegestaan met een productiecapaciteit van maximaal 190.944 ton vlees per jaar.
ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4229 (Weigering om een bestemmingsplan vast te stellen; positief raadsvoorstel; gebrekkige motivering)
De Afdeling oordeelt dat het besluit van de gemeenteraad om een bestemmingsplan niet vast te stellen, ondanks voorstel van het college om dat wel te doen, onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. De reden daarvoor is dat uit het verslag van de raadsvergadering niet eenduidig kan worden afgeleid op grond van welke argumenten de raad de vaststelling geweigerd is, hoe de raad de verschillende standpunten beoordeeld en gewogen heeft, of welke standpunten voor de raad doorslaggevend zijn geweest. Het collegevoorstel bevatte een dergelijke motivering wel, waarbij uitgebreid op diverse ruimtelijke aspecten is ingegaan.
ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4057 (Relativiteitsvereiste ex art. 8:69a Awb; art. 6 en art. 13 EVRM; gevolgen van arrest Grondwettelijk Hof van België?)
In een arrest van 11 april 2023 heeft het Grondwettelijk Hof van België geoordeeld dat de eis dat een besluit alleen mag worden vernietigd wegens strijd met een norm als die norm strekt ter bescherming van een belang van de degene die zich op de norm beroept (het relativiteitsvereiste) in strijd is met het EVRM. De Afdeling oordeelt dat dit niet geldt voor het Nederlandse relativiteitsvereiste, omdat, anders dan in België, sprake is van een verwevenheidscorrectie.
ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4267 (Bestemmingsplan; geluid; contra-expertise; geen reactie van de raad)
De Afdeling rekent de raad in deze uitspraak aan dat nooit is gereageerd op een geluidsrapport dat door appellant is overgelegd in de beroepsprocedure, ondanks dat appellant dit geruime tijd voor de zitting heeft gedaan. Weliswaar heeft de gemeente naar aanleiding van deze contra-expertise een intern memo opgesteld, maar dat memo is nooit aan de Afdeling toegestuurd. Volgens de Afdeling had het op de weg van de raad gelegen om dit memo in geding te brengen en niet te volstaan met een toelichting ter zitting. Overigens is die mondelinge toelichting gebrekkig, zodat het verweer niet slaagt en het bestemmingsplan wordt vernietigd.
ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4060 (Einduitspraak na tussenuitspraak. Inpassingsplan. Vergunning Wnb, maximale invulling gebruiks- en bouwmogelijkheden van het plan)
Bij tussenuitspraak van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1664, heeft de Afdeling provinciale staten en het college van gedeputeerde staten van Gelderland opgedragen om in de in tussenuitspraak omschreven gebreken in de besluiten van 7 juli 2021 tot vaststelling van het inpassingsplan “Railterminal Gelderland” en 8 juli 2021 waarbij vergunning is verleend krachtens de Wet natuurbescherming voor een project dat kan leiden tot significante negatieve effecten voor beschermde natuurgebieden, te herstellen.
De Afdeling heeft in de tussenuitspraak het college van gedeputeerde staten opgedragen de Wnb vergunning van 8 juli 2021 te wijzigen door daarin een voorschrift op te nemen waarin concreet is vastgelegd welk type materieel gebruikt mag worden op de railterminal, zodat is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van materieel met een emissie waarvan is uitgegaan in de verrichte AERIUS berekening die ten grondslag heeft gelegen aan de passende beoordeling. Ter uitvoering van de tussenuitspraak hebben gedeputeerde staten bij besluit van 22 mei 2023 de Wnb-vergunning aangevuld. Deze aanvulling houdt in dat in voorschrift 5 van de vergunning is concreet is vastgelegd welk type materieel mag worden gebruikt op de railterminal.
Rb. Midden-Nederland 16 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6105 (Wnb handhaving, PAS melder. Legalisering middels natuurvergunning. Positieve weigering)
De rechtbank sluit op voorhand niet uit dat een natuurvergunning de aanvrager een sterker recht geeft dan een positieve weigering, zodat MOB procesbelang heeft bij beoordeling van de vraag of met een positieve weigering volstaan had moeten worden.
Voortoets of vergunningplicht en passende beoordeling?
Het voorzorgsbeginsel brengt naar het oordeel van de rechtbank […] mee dat gedeputeerde staten in gevallen waarin zij twijfelen over het karakter van het onderzoeksrapport als bevoegd gezag zekerheidshalve kunnen aannemen dat significante gevolgen niet op voorhand kunnen worden uitgesloten. De rechtbank toetst dan of gedeputeerde staten bij afweging van de betrokken belangen – waaronder het zwaarwegende belang van de bescherming van Natura 2000-gebieden – redelijkerwijs tot die aanname hebben kunnen komen.
ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4048 (N2000. Wnb art. 2.5, 2.7 lid 1, 2.8 lid 3 Bestemmingsplan. Overgangsrecht. Referentiesituatie. Passende beoordeling. Vaststelling bestemmingsplan)
In eerdere uitspraken heeft de Afdeling geoordeeld dat voor bestemmingsplannen geldt dat het als zodanig bestemmen van een feitelijk aanwezige situatie die onder de beschermende werking van het overgangsrecht van het voorheen geldende plan valt, voor de toepassing van de artikelen 2.7, eerste lid, en 2.8, derde lid, van de Wnb wordt aangemerkt als een (nieuwe) ruimtelijke ontwikkeling. Een dergelijk gebruik wordt niet als planologisch legaal aangemerkt (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1371, onder 9.2). De Afdeling ziet thans aanleiding om daarover anders te oordelen. 13.6. Ook aan de beschermende werking van planologisch overgangsrecht kan een referentiesituatie worden ontleend die kan worden beschouwd als de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het betreffende bestemmingsplan. Het gebruik dat met het vast te stellen bestemmingsplan als zodanig wordt bestemd moet dan wel overeenkomen met het gebruik dat eerder onder het planologisch overgangsrecht was toegestaan en feitelijk aanwezig is. Een dergelijk gebruik zou ook zonder dat daarvoor een planologische toestemming is vereist, onder de beschermende werking van het planologisch overgangsrecht kunnen worden voortgezet. In zoverre voorziet een bestemmingsplan dan ook niet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Hiermee wordt aangesloten bij de rechtspraak over de zogenoemde beweidings- en bemestingszaken onder de Wnb (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3886, onder 9.1). Anders dan voorheen wordt geoordeeld dat ook aan de beschermende werking van planologisch overgangsrecht een referentiesituatie kan worden ontleend die kan worden beschouwd als de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het betreffende bestemmingsplan. Het gebruik dat met het vast te stellen bestemmingsplan als zodanig wordt bestemd moet dan wel overeenkomen met het gebruik dat eerder onder het planologisch overgangsrecht was toegestaan en feitelijk aanwezig is. Verwijzing naar ABRS 21-12-2022, ECLI:NL:RVS:2022:3886, r.o. 9.1.
Rb. Oost-Brabant 19 oktober 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:4983 (Wnb, extern salderen, additionaliteitstoets)
Er wordt extern gesaldeerd in verband met een toename van stikstofdepositie van 0,02 mol op de Veluwe. De rechtbank acht het in dit geval onwaarschijnlijk dat de gedeeltelijke intrekking van de milieuvergunning van het saldogevende bedrijf noodzakelijk is voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe Andere passende maatregelen zullen een veel grotere betekenis hebben voor de Veluwe. Het lot van de Veluwe zal niet afhangen van de mitigerende maatregel ten behoeve van dit project.
ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4056 (Bestemmingsplan, verzekeren in planregels? stikstof, emissie loos bouwen, referentiesituatie 2 of 4 paarden? Intern salderen)
Bij besluit van 3 maart 2021 heeft de raad van de gemeente Ermelo het bestemmingsplan “De Heivlinder” vastgesteld. Het wijzigingsbesluit voorziet in de herontwikkeling/uitbreiding van een recreatiepark.
Over het betoog van [appellant] en anderen dat niet vaststaat dat (nagenoeg) uitsluitend met emissieloos materieel zal worden gebouwd, overweegt de Afdeling als volgt. De raad en De Heivlinder hebben op de zitting toegelicht dat het mogelijk is om uitsluitend elektrisch bouwmaterieel te gebruiken. Zij hebben erop gewezen dat het materieel beschikbaar is, bij andere bouwactiviteiten in Ermelo al wordt ingezet, en dat de inzet ervan niet afhankelijk is van een stroomaansluiting op de bouwlocatie. Het gaat in dit geval om de bouw van recreatiewoningen. Dat zijn gebouwen van een beperkte omvang. De inzet van zwaar materieel is daarvoor niet nodig. Alleen de aanvoer van materiaal vindt plaats met vrachtauto’s. De Afdeling acht deze toelichting aannemelijk. Voor zover [appellant] en anderen betogen dat het gebruik van emissieloos materieel niet is verzekerd, omdat dit niet is vastgelegd in de planregels, overweegt de Afdeling dat artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb hiervoor volstaat. Indien bij het beoordelen van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen zou blijken dat geen gebruik wordt gemaakt van emissieloos materieel, zal gelet op die bepaling moeten worden beoordeeld of een vergunning krachtens de Wnb is vereist voor de bouwactiviteiten.
ABRvS 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4142 (Handhaving. Dwangsom en bestuursdwang, samenloop. Overtreder. Drugslab. Eigenaar is professioneel verhuurder. Wet milieubeheer)
Onder bepaalde omstandigheden is het ook verboden om niets te doen. Artikel 1.1a, tweede lid, en artikel 10.1, eerste lid, van de Wm en artikel 1b, tweede lid, Woningwet bevatten zo’n bepaling. Het college heeft appellant terecht aangemerkt als overtreder. Het staat in beginsel vrij aan een bestuursorgaan dat over zowel de bestuursdwang- als de dwangsombevoegdheid beschikt om uit deze sancties te kiezen. Weliswaar bepaalt artikel 5:32, tweede lid, van de Awb dat voor een last onder dwangsom niet wordt gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet, maar die situatie doet zich in dit geval niet voor. Artikel 5:6 van de Awb staat niet in dit geval niet in de weg aan een combinatie van een onmiddellijke beheersmaatregel en een herstelmaatregel.