In deze aflevering van ‘IBR – De podcast’ behandelen Fleur Onrust (SIX advocaten) en Daan Korsse (Soppe Gundelach advocaten) recente jurisprudentie en actualiteiten op het gebied van het omgevingsrecht, natuurbeschermingsrecht, soortenbescherming en stikstof.
Op zoek naar meer kennis over de Omgevingswet? Klik hier voor het actuele cursusaanbod over de Omgevingwet bij het Instituut voor Bouwrecht.
DSO viewer (testomgeving)
Dit betreft een link naar de DSO oefen-omgeving, waarin nog niet voor alle locaties in Nederland plannen geladen zijn. Locaties waar dit wel het geval is vindt u onder andere in de wijk buiksloterham te Amsterdam (bijv. heathrowstraat), het centrum van Meppel (bijv. grote kerkstraat), het centrum van Rijssen-Holten (bijv. Haarstraat) en Gemeente Tilburg (bijv. Wilheliminapark. LET OP: de getoonde informatie betreft in alle gevallen oefen-plannen en ‘experimenten’ van gemeenten, die niet volledig zijn!
Rb. Midden-Nederland 17 februari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:627.
SMB Richtlijn, MER, Activiteitenbesluit milieubeheer, Nevele arrest, Tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken) Omgevingsvergunning voor een windpark. Aan de orde was een verzoek om intrekking van de vergunning (wabo) voor dit windpark. Primair besluit: afwijzing verzoek om intrekking omgevingsvergunning(en) voor Windpark Blauw. De rechtbank oordeelt dat uit het Nevele-arrest moet worden afgeleid dat het opschorten of intrekken van een in rechte vaststaande omgevingsvergunning mogelijk is om de daar vastgestelde schending van het Unierecht ongedaan te maken. De tijdelijke overbruggingsregeling is in strijd met de SMB-richtlijn, omdat voor de daarin opgenomen normen geen milieubeoordeling is verricht zo stelt de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat ook de Tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken in strijd is met de SMB-richtlijn, zodat dit geen doeltreffende maatregel is als alternatief voor intrekking van vergunningen. Op dit moment kunnen de omgevingsvergunningen voor Windplan Blauw in stand blijven. De rechtbank meent dat in dit geval het handhaven van de vergunningen voor de periode tot de beoogde inwerkingtreding van de door de regering te verrichten milieubeoordeling voor het Activiteitenbesluit redelijkerwijs een evenwichtige uitkomst is, waarbij de tijdelijke overbruggingsregeling als ondergrens de belangen van omwonenden beschermt. Dit oordeel geldt bij de huidige stand van zaken: toekomstige ontwikkelingen kunnen alsnog verplichten tot intrekking of aanpassing van de vergunningen.
Rb. Rotterdam 17 februari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:1148 (Activiteitenbesluit milieubeheer, Omgevingsvergunning, Nevele arrest, SMB-richtlijn, MER, Windpark)
Aan de orde is een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijken bestemmingsplan voor twee windturbines De rechtbank overweegt dat het college mocht uitgaan van de normen voor windturbines uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het college wijst er terecht op dat de normen voor geluid, slagschaduw en veiligheid uit het Activiteitenbesluit volgens de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2021 ECLI:NL:RVS:2021:1395 niet in algemene zin onverbindend zijn, maar alleen buiten toepassing moeten worden gelaten voor windturbineparken van drie of meer windturbines. In dit geval gaat het slechts om twee windturbines, zodat het college kon uitgaan van de normen uit het Activiteitenbesluit. De afwijkingsbevoegdheid in de planregels kan niet worden gebruikt om een groter vermogen voor de windturbines mogelijk te maken. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en voorziet zelf in de zaak.
Rb. Noord-Nederland 31 januari 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:352 (Omgevingsvergunning, bestemmingsplan, stikstof, stal)
Gelet op de systematiek van het bestemmingsplan en de hier in geding zijnde bepaling overweegt de rechtbank dat de planwetgever de bedoeling heeft gehad om de bestaande ammoniakemissie in het bestemmingsplan vast te leggen. De planwetgever heeft namelijk bepaald dat een bedrijf alleen mag uitbreiden door middel van het vergroten van de staloppervlakte als dit niet leidt tot een toename van de ammoniakemissie. Vast staat dat in het bestemmingsplan niets is vastgelegd omtrent de toegestane of feitelijke aantallen dieren binnen het bedrijf ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. Een redelijke uitleg van het bestemmingsplan brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat bij het bepalen van de totale ammoniakemissie van het bedrijf wordt uitgegaan van de aantallen dieren en de bijbehorende emissie zoals die waren toegestaan op grond van een milieuvergunning of een omgevingsvergunning, in combinatie met hetgeen er aan staloppervlakte was ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. De rechtbank ziet in het bestemmingsplan en plantoelichting geen aanknopingspunten voor de opvatting dat uitgegaan zou moeten worden van de feitelijk aanwezige aantallen dieren ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. Het enkele feit dat sinds de vaststelling van het bestemmingsplan derde-partij een natuurvergunning heeft verkregen waarin een hogere stikstofemissie wordt vergund, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat een dergelijke emissie ook in het ruimtelijk spoor is toegestaan. De rechtbank zal deze vergunning daarom bij de beoordeling buiten beschouwing laten.
Het aantal dierplaatsen dat derde-partij maximaal mocht hebben ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan is vastgelegd in de vergunning op grond van de Wet milieubeheer van 26 mei 2009. De rechtbank komt tot de conclusie dat met de voorliggende omgevingsvergunning sprake is van een toename van de ammoniakemissie zoals deze bepaald moet worden binnen het ruimtelijk spoor. Dit leidt tot de conclusie dat de omgevingsvergunning in strijd met artikel 3.2, onder a, sub 5 van het bestemmingsplan is verleend. Het betoog van eiseressen slaagt in zoverre.
Tevens discussie belanghebbende-begrip. De stichting heeft in de periode na oprichting op 1 juli 2020 vanwege corona beperkte mogelijkheden gehad tot het organiseren van activiteiten, daarom bekijkt de rechtbank de continuïteit van de werkzaamheden na het indienen van bezwaar. De rechtbank komt tot de slotsom dat de stichting voldoende feitelijke werkzaamheden heeft verricht om te concluderen dat de stichting niet enkel gericht is op het voeren van procedures.
ABRvS 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772 (Toetsingsverbod Grondwet, Belastingsdienst, toeslagen, evenredigheid)
Evenredigheidstoetsing. Bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling bestaat voor de Afdeling onvoldoende aanleiding om het toetsingsverbod anders uit te leggen dan tot nu toe in de jurisprudentie is gedaan. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, kan aanleiding bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt. Dat is het geval indien die niet verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. De Afdeling stelt wel dat de (grond)wetgever zich op dit moment buigt over de vraag of het toetsingsverbod in zijn huidige vorm gehandhaafd moet blijven (Kamerstukken II, 2021/22, 35 925-VII, nr. 169). Tot welk resultaat dit zal leiden, zal de toekomst uitwijzen. De Afdeling acht het niet aangewezen de gedachtevorming door de (grond)wetgever te doorkruisen door het toetsingsverbod nu anders uit te leggen dan voorheen.